Twee jaar geleden liep ik op een verloren zondag een klein zaakje met tweedehands vinyl binnen. Op zoek naar niets eigenlijk bladerde ik door de bakken. De jongen achter de toonbank zette een plaat op.
Charlie Christian - Swing to Bop
Zachtjes aanzwellend komt een gitarist naar voren, snelle arpeggio's, vamps, razendsnelle beklimmingen en afdalingen van toonladder. Swing, oneindig veel. Droge, dof klinkende drums, veel brush en snare. Een bassist volgt de gitarist op zijn verkenningen.
Na 3:30 wordt de beurt doorgegeven aan de trompettist. Op 5:48 mag de pianist, maar die is maar half hoorbaar. Je hoort vooral de accenten van de drummer. Al die tijd volgt de gitarist met akkoordjes, om iets voorbij de zes en half minuut kort te melden dat hij wel weer wil. De pianist rondt zijn solo netjes af en vanaf 6:50 mag de virtuoze gitarist nog een keer laten horen wat hij in huis heeft.
Na 8:51 vaagt de muziek langzaam weg.
De deur van het onbegrensde swingparadijs stond even open. Ik vroeg de verkoper of hij de muziek meteen af wilde zetten. Het was ondraaglijk, ik moest dit album hebben.
Live at Minton's Playhouse, May 1941. Ik was er niet naar op zoek maar had de Holy Grail of Bebop gevonden:
If there is such a thing as a Holy Grail of bebop, this disc is it.
Het album is een van de voorbeelden waar een enthousiaste amateur de genadeloze vergruizer die tijd heet te slim af is geweest. Minton's Playhouse was een zaaltje in Harlem, New York, waar Thelonious Monk, Kenny Clarke, Charlie Parker en Dizzy Gillespie in lange jamsessies bebop definieerden. Jazzfanaat Jerry Newman was een vaste bezoeker. Met zijn draagbare Wilcox-Gay Recordio disc-cutter zorgde hij ervoor dat we alsnog getuige kunnen zijn van deze verkenning van het onbekende.
De Recordio was een combinatie van radio en platenspeler, waarmee - met de bijbehorende microfoon - ook geluid kon worden vastgelegd op acetaat schijfjes. Het apparaat was populair in de jaren 40 en werd veel gebruikt om amateuropnames te maken. Op Youtube zijn een paar voorbeelden te horen van zingende gezinnen of pratende dominees. De lengte van de opnames was beperkt tot de capaciteit van de 10 inch platen, zo'n 10 minuten, waarna snel een nieuwe schijf op de draaitafel moest worden gelegd. Newman maakte zijn opnames om het spel van zijn favoriete muzikanten vast te leggen, pas veel later in de jaren 50 zag hij er brood in en bracht hij de opnames uit op zijn labels Esoteric en Counterpoint - meestal zonder toestemming van de muzikanten.1
Het bijzondere van deze opnames is dat ze langer zijn dan een 78-toerenplaat zou toelaten, en er meer ruimte is voor improvisaties. Je hoort de volstrekte vrijheid waarmee Christian en de band hier spelen, en je kunt niet anders dan worden meegesleept in het spelplezier.
Newmans registratie van Christians optreden is vanaf de jaren 50 op verschillende labels uitgebracht. Het album dat ik kocht, verscheen op het Engelse label Presto in 1965. De hoes meldt de namen van Joe Guy (trompet) Thelonious Monk (piano), Charlie Christian (gitaar), Kenny Clarke (drums) en Nick Finton (bass). Bij de laatste naam verschreef de typograaf zich, dat moet Fenton zijn. Of het nu Monk was op piano - grote naam - of Kenny Kersey - waarschijnlijker - is een discussie onder Christian-fans en -onderzoekers die nog niet is beslecht.
Debuut
Charlie Christian (1916-1942) groeide op in Bonham, Texas. Zijn ouders speelden gitaar, trompet en piano en begeleidden stomme films. Door een ziekte blind geworden, verdiende zijn vader als straatmuzikant op gitaar wat bij. Als hij in 1926 overlijdt gaan de snaarinstrumenten naar Charlie, die er al snel op thuis is. Vanaf zijn 13e speelt hij op straat in de Deep Deuce-wijk van Oklahoma City, de stad waarnaar zijn moeder met het gezin was verhuisd. Zijn talent wordt snel onderkend; in 1932 krijgt hij een plek in de band van zijn oudere broer Edward en speelt hij een jamsessie met saxofonist Lester Young. In de jaren daarna treedt hij op met jazzmuzikanten die op tournee vaak deze zwarte wijk aandoen.
In 1937 koopt hij zijn eerste elektrische gitaar; een Gibson ES150 en versterker. Gitaar werd in die tijd gezien als een begeleidingsinstrument, het had ook niet voldoende volume om er solo's op te spelen. Hierdoor ging de bijdrage van gitaristen in een band niet verder dan het braaf aanharken van akkoorden. Christian wilde meer, elektrische versterking spelen gaf hem de mogelijkheid op de voorgrond te treden.
I said to him: "You play loud" - not as a criticism or anything. He said: "I like to hear myself!"
- Barney Kessel
Hij ontwikkelt een stijl van soleren waarbij hij noot voor noot afstand neemt van het muzikale thema om daar steeds weer met snelle akkoorden naar terug te keren. Dat spel tussen akkoord en noot-voor-noot solo's werd door Les Paul gezien als Christians unieke gave:
He had the ability to take a note and pound it into your head until it was the greatest note you'd ever heard - Les Paul
Het is een spel waarin, volgens criticus Joachim-Ernst Berendt, de call-and-response principe van veel Afrikaanse muziek is te herkennen. Christian praat dan eigenlijk in zichzelf: het akkoord is de vraag, de solo het antwoord:
In the improvisations of Charlie Christian, the riffs are the “calls,” the subsequent free-swinging lines the “responses.” In other words, the lead singer no longer holds a conversation with the answering chorus of listeners—as in African music or in the spiritual—but the improvising soloist holds a conversation with himself.
- Joachim-Ernst Berendt in het The Elements of Jazz-hoofdstuk van The Jazz Book.
Berendt ziet daarin een existentiële eenzaamheid - vervreemding - die hij ook herkent in het werk van Miles Davis, Billie Holiday en Chet Baker. Ik vind dat mooi gevonden, maar de spleen van die drie is bij Christian niet te horen. In elke noot zit een enorme levenslust.
De auditie
Christians grote doorbraak kwam in 1939 toen hij lid werd van het orkest van Benny Goodman. Het verhaal over zijn auditie voor Goodman is een van de verhalen in de omvangrijke mythologie van jazz geworden.2
Op uitnodiging van John Hammond, een producer en talentscout die voor Columbia Records werkte, vloog Charlie in 1939 van Oklahoma naar Los Angeles. Hammond betaalde zijn reis- en onkosten, maar Christian zou ook zonder die vergoeding zijn gegaan. Hij wilde graag, in Oklahoma kwam hij niet verder en Goodman had toegang tot radio, in die jaren het belangrijkste medium. De klarinettist was goedgeklede glamour, en leidde een van de beste big bands. Daarvoor laat je alles uit handen vallen.
's Middags zou Christian van Goodman niet eens de kans hebben gekregen om zijn gitaar in te pluggen, naar verluidt vanwege te blitse kleding. Christian zou zijn aangetreden met cowboyhoed, gele puntschoenen, een felgroen pak, paars shirt, zwarte veterdas. Dit verhaal is later krachtig tegengesproken door Charlies familie die vertelden dat de gitarist altijd sober maar goedgekleed door het leven ging. Op aandringen van Hammond mocht hij toch spelen, maar onversterkt. Na een chorus kon hij weer zijn gitaar alweer inpakken.
Diezelfde avond zorgde Hammond dat hij nog een kans kreeg om Goodman te overtuigen. Zonder met de bandleider te overleggen, gaf hij Christian in de pauze van een optreden in het Victor Hugo-restaurant een plek in het orkest. De voor het blok gezette Goodman liet ontstemd Rose Room door de band spelen, ervan uitgaande dat Charlie de jazz standard niet kende. Hij vergiste zich. Christian viel onmiddellijk in en speelde zijn versie van het eerste refrein, waarna er nog twintig volgden, steeds verschillend van elkaar. Die versie van Rose Room zou 40 minuten hebben geduurd. Aan het einde van het optreden was het publiek wildenthousiast en Christian een officieel bandlid. In een klap steeg zijn inkomen van 2,5 naar 150 dollar per week.
In Goodmans band was de bijdrage van Christian aan strenge regels onderworpen, maar gelukkig zijn er naast de opnames van Newman in Minton's nog een paar opnames bewaard gebleven waar de muzikanten vrijuit spelen. Een van deze is A Smo-o-o-oth One (Waiting for Benny). 13 maart 1941. Charlie en nog enkele bandleden zijn vroeg in de studio en nemen nog wat nummers door. Eeuwige lof voor de studiotechnici die deze jamsessie registreerden.
Charlie Christian - Waiting for Benny
Tuberculose
Een jaar na deze prachtige opname stierf Charlie Christian aan tuberculose, op 2 maart 1942. Streptomycine, het antibioticum dat werkzaam is tegen deze longziekte werd pas in 1943 ontdekt. Christian werd niet ouder dan 25 jaar. Zijn oeuvre is niet omvangrijk maar van grote invloed op alle jazzgitaristen die na hem kwamen, zoals Wes Montgomery, Tiny Grimes, Joe Pass, Herb Ellis of Grant Green.
noot 1. Newman had een act waarbij hij Churchill, Bob Hope en Roosevelt imiteerde terwijl hij hun stemmen afspeelde op de Wilcox. Met die act kwam hij binnen bij Minton's en kon hij de muziek van de eerste beboppers vastleggen. Eind 1941 meldde hij zich voor het leger, en in 44 nam hij deel aan de invasie in Normandië.
noot 2. Michiel de Ruyter, wiens stem je een keer moet hebben gehoord om niet meer te vergeten, vertelde in NOS Jazzgeschiedenis 130 zijn versie van het verhaal. Op de site van het Nederlands Jazz Archief zijn de typoscripten van De Ruyters jazzgeschiedenis doorzoekbaar.