Bij een van de grote themaprogramma's die vroeger door de publieke omroep werden uitgezonden ging het over geluk. Een voor een kwamen de bekende Nederlanders een roltrap op waar ze werden opgewacht door een presentator die steeds de vraag stelde: ‘Bent u gelukkig?’
Een kleurloze stoet, tot er een strak geklede man in beeld verscheen, haar strak achterover, jazzy montuur. Snerpend antwoordde hij, licht naar de microfoon gebogen: ‘Gelukkig niet’.
Mijn vader mopperde iets over dilettantisme, maar ik bewonderde de eigenzinnigheid van dit antwoord. Het ademde een levensstijl die aansluit bij de dichters die ik las, en week geheel af van het nietszeggende geneuzel van de lieden voor hem. Over deze boutade kon niemand na Deelder meer heen.
Jules Deelder was dichter, maar vooral ook groot jazzliefhebber. Zijn Deelder draait (2002) en Deelder draait door (2003) en Deelder blijft draaien (2004) staan vol jachtige, speedy bop, scherp en swingend, alsof er geen tijd meer is te verliezen. Deze albums lieten me het werk horen van muzikanten waar ik nog nooit van had gehoord: Tony Fruscella, Don Patterson, Budd Johnson, Ahmad Kharab Salim.
Bij zijn 75e verjaardag schreef John Schoorl halverwege november in de Volkskrant over Deelders zoektocht naar een plaat van Tony Fruscella, een bijzonder exemplaar verschenen in 1955 op het Atlantic-label. Vandaag vertelt hij in een treffend I.M. dat Deelder de lp vlak voor zijn dood in handen heeft gehad.
Ik hoop dat iemand zich liefdevol ontfermt over zijn collectie.