De lichte gehoorproblemen die mij plaagden aan het begin van de virusuitbraak zorgden ervoor dat ik mijn toevlucht zocht in strijkkwartetten. Het was bij toeval dat ik er aan begon, maar daarna kon ik de muziek haast niet meer tegenhouden.
De box The 1950s Mozart Recordings - verschenen in 2003 bij Deutsche Grammophon - met de strijkkwartetten van Mozart die het Amadeus Quartet tussen 1951 en 1957 opnam in London, bleef ik maar achter elkaar draaien. Het zijn voor mij de mooiste versies van deze stukken. Waar Hagen wat koeltjes en Quator Mosaïques wat ingeperkt overkomen, raakten de Amadeus-mannen mij midscheeps. Krachtig maar altijd elegant, veel aandacht voor dynamiek, het licht en het donker.
Na twee dagen sprak ik mezelf streng toe: ‘kom, verman je, zet eens wat anders op!’
Maar helaas, Alban Berg, Beethoven, Schubert, Sibelius, wat ik ook probeerde, met mijn halfgesloten oren bleef het niet overeind.
Ik opende een hulplijn naar vriend Ton, die zelf altviool speelt.
Dick: ‘Ton, heb jij nog tips naar welke strijkkwartetten ik nog meer zou moeten luisteren?’
Ton: ‘Eindeloos veel. Haydn natuurlijk. Vanaf opus 20 bijna allemaal de moeite waard. Schumann no. 3. Brahms. De onderschatte drie van Tchaikovsky. Janacek. Debussy, etc. Dat van Ravel is ook heel bijzonder.’
Geloof het of niet, ik luisterde naar deze fraaie muziek, maar ook deze kwartetten drongen niet door, niet zoals het Amadeus mij raakte met Mozart.
Het Amadeus-kwartet bestond uit drie Joodse muzikanten die in 1938 uit Wenen waren gevlucht na de Anschluß; Norbert Brainin, Siegmund Nissel en Peter Schidlof. Ze ontmoetten elkaar in het interneringskamp in het Verenigd Koninkrijk. Nadat ze het land in mochten – na aandrang van componist Vaughn Williams – begonnen ze alle drie hun studie bij vioolleraar Max Rostal. Rostal zorgde voor het puzzelstukje dat het Amadeus Quartet tot het Amadeus Quartet zou maken. Hij bracht de drie in 1948 in contact met cellist Martin Lovett. De vier speelden veertig jaar lang samen. Ze maakten onderling de afspraak dat als een van hen zou overlijden ze niet verder zouden gaan met een andere muzikant, dus toen altviolist Peter Schidlof in 1987 stierf, stopte het kwartet met spelen. Brainin ging verder als solist, Nissel werd docent aan de Royal Academy of Music en Lovett trad toe tot het Verdi Quartet voor de opname van Schuberts strijkkwintet en speelde verder diverse kamerorkesten.
Brainin en Nissel overleden in 2005 en 2008 op zeer respectabele leeftijd. De laatst overgebleven, Martin Lovett – In 2015 getrouwd met schrijfster Dorinde van Oort – stierf april 2020 op 93-jarige leeftijd als gevolg van dat rottige coronavirus.
Mozart schreef ook strijkkwintetten, naar het voorbeeld van Michael Hadyn - Josephs broertje. In 1948 ontmoette het Amadeus Quartet altviolist Cecil Aronowitz. De Zuid-Afrikaan bleek de gedroomde vijfde, die dertig jaar lang met het kwartet zou meespelen als het repertoire vroeg om een vijfde of zesde strijker. De in 1975 bij Deutsche Grammophon verschenen compilatie Wolfgang Amadeus Mozart, Die Streichquintette, laat prachtig horen waartoe het kwintet in staat was.
Nadat mijn gehoor het weer aankon, luisterde ik ook naar hun versies van het Beethoven en Haydn-strijkwerk. Haydn kende ik niet goed, dus was het gemakkelijk om die registraties geweldig te vinden. Bij Beethoven was het wat lastiger. De eerste uitvoering die ik van de strijkkwartetten hoorde was die van het Alban Berg Quartett, verschenen in een cd-box in de EMI Classics-serie in 1999. Die box uitgebracht in 1999 met muziek die het kwartet opnam tussen 1978 en 1983 heb ik veel gedraaid, en is mij dierbaar. Op het eerste gehoor komen de uitvoeringen van het Amadeus wat lichter en eleganter over en klinkt het Alban Berg wat steviger. Een warme gloedvolle klank versus een wat dynamischer, glimmende.
De opname van Schuberts Der Tod und das Mädchen-strijkkwartet, vastgelegd in 1959 en samengebracht met een opname van het Forellen-Quintett door het Koeckert Quartet op een cd in 1990 door Deutsche Grammophon, is ook een aanrader. Ondanks de zwier die kenmerkend is voor hun spel weten ze op de juiste momenten het drama aan te zetten.
Ton Boersma
Ik ontmoette Ton Boersma (1934-2022) in het Concertgebouw bij de Matinee. Ton was de beste vriend van Willem Drenth. De twee kwamen elkaar tegen in Florence, natuurlijk bij een concert (Mozart en Schönberg) waar het toeval hen naast elkaar had geplaatst. Deze ontmoeting groeide uit tot een lange vriendschap, waarin ze meer dan 40 jaar lang samen de concerten in de matinee bezochten. Als een van hen niet kon, namen ze mij vaak mee. Door deze generositeit heb ik heel veel moois gehoord.
Ton was een succesvol bankier maar zijn hart leek meer bij de kunsten te liggen. Hij was bestuurder bij o.a. het AFK en wist bij de bedrijven waarvoor hij werkte geld te reserveren voor culturele projecten die er zonder ondersteuning niet zouden komen. Bovenal was hij een groot kenner van klassieke muziek, van de componisten, de uitvoerenden en de opnames. Zijn voorkeuren kon hij altijd uitstekend onderbouwen. Als ik hem per mail iets vroeg reageerde hij vrijwel altijd instant. Ik mis deze hulplijn nog regelmatig.