Zaterdag had ik een treurige rotavond in Paradiso. In het voorjaar kocht ik kaartjes voor Spoon, een Amerikaanse band die een neurotische versie van Stones-achtige rock speelt - alsof de Heads zich wagen aan Start me up. Leest misschien als niet bijster origineel, is het toch. Bij eerdere bezoeken aan Amsterdam was ik op vakantie, moest ik iets anders doen of pakten de heren pas na middernacht de gitaren op. Nu stond aangekondigd dat de band op een christelijk tijdstip zou beginnen en kocht ik een kaartje.
Een week of twee geleden keek ik nog eens op de Paradiso-site. Ik las dat het optreden onderdeel was geworden van een festival London Calling en dat ook Sebadoh, Lou Barlows band, zou optreden. Alleen maar leuker dacht ik, maar voelde al een licht wantrouwen in mij opkomen.
Bij het betreden van de zaal kreeg ik een blokkenschema in handen geduwd, dat ik in de kontzak van mijn spijkerbroek stopte. Eerst maar wat bier en zien wat er al aan het spelen is. In de kleine bovenzaal speelden de Coves alsof ze op Glastonbury of zoiets stonden. Grote inzet, veel oh‘s, ah‘s en oeh‘s - een epidemie onder jonge muzikanten - en een volume om diep voorbij Alkmaar hoorbaar te zijn. Helaas waren de liedjes van een niveau dat de schoolband van zeg het Drachtser Lyceum wijselijk nooit voorbij de deuren van de oefenruimte zou laten komen.
Gevlucht naar de grote zaal, nippend aan het laffe festivalbier viste ik het schema op en zag met lede ogen dat Spoon pas rond de klok van half twaalf stond opgesteld. Nog vier uur zou ik optredens moeten ondergaan van Racing Glaciers, DD Dumbo, The Mispers, Fever The Ghost, Josef Salvat en Nimmo And The Gauntletts - de bandnamen geven een goede indicatie van de muzikale kwaliteit. Enig lichtpunt had een sessie met Sebadoh kunnen zijn, ware het niet dat de heren al naar een nummer of twee toegaven dat ze geen festivalband waren en zich niet thuis voelden in deze zaal. Zelden een band zo beroerd en zonder inspiratie zien spelen.
Tot The Mispers heb ik het volgehouden, dat vond ik al heel wat.
Toch was de dag niet helemaal verloren. Die middag was ik een van 16 aanwezigen geweest bij een fraai optreden (in NRC Café) van het Folkert Oosterbeek Quartet dat nummers van Ellington speelde. Maarten Hogenhuis - saxophone, Tomas Rolff - bas, Felix Schlarmann - drums en Folkert Oosterbeek op piano speelden een serie standards uit het Ellington-repertoire. Het kwartet maakte nog eens duidelijk hoe leeftijdloos en goed deze liedjes zijn. Stof hoef je er niet vanaf te vegen. Ongedwongen maar zeer fraai bliezen de mannen een luchtbel die helaas na een uur moest worden doorgeprikt vanwege het aflopen van de parkeermeter van de saxofonist.
De volgende dag aan de eettafel drukte ik bij het eerste nummer van Duke Ellington en John Coltrane (Impulse, 1963) op de stopknop. “Nee, niet afzetten”, zei mijn oudste dochter Charlotte, “Dit is een mooi liedje”.