Vrijwel al het werk van de door sommigen als muzikale houthakker omschreven Finse componist Jean Sibelius koester ik als een kostbaar kleinood. Het is van mij, ik vind het prachtig, het kan mij niets schelen wat jij daarvan vindt. Punt.
Eerlijk is eerlijk, mijn vader had het al eeuwen in zijn kast staan, maar de eerste die het me liet horen was Olga Franssen. Eigenlijk deed ze niet meer dan het geven van een lijstje, maar ik ben nu eenmaal een sucker voor zo'n willekeurige greep uit een platenkast.
Lang, lang geleden trok ik in de bibliotheek van het Amsterdamse PC Hoofthuis bij de musicologie-afdeling een boek over jazz uit de kast. Ik meen van Behrendt of Hentoff, maar zou hiervoor nog eens de bibliotheek moeten binnenlopen. Weet nog precies in welke kast het stond, maar of die kast er nog staat?
Achterin stond een aanzet voor een jazzcollectie:
- Bud Powell - The Amazing Bud Powell
- Charles Mingus - Mingus Ah Um
- Charlie Parker - The Complete Savoy Sessions
- Miles Davis - Kind of Blue
- Cannonball Adderley - Somethin' Else
- Roland Kirk - We Free Kings
- Art Blakey - A Night at the Birdland
- en nog een paar die ik nu niet meer weet.
Ik leende of kocht ze allemaal en was een wereld rijker.
Olga gaf me ook iets heel kostbaars. Op 8 december zette ze 10 fijne cd's op een rij. Na haar zomercursus en all things classical wilde ik niets anders dan nieuwe en mooie albums ontdekken en luisteren.
Ik had niet direct zin in Mahler en begon met het luisteren naar de tweede cd in haar lijstje: Sibelius, Vioolconcert op.47, twee serenades, Rachlin, Maazel.
Geloof me, Sibelius kende ik alleen als naam van software.
Opus 47, het vioolconcert overrompelde me volkomen. Ik draaide Rachlin / Maazel via Spotify, kocht de cd, ontdekte bij toeval dat ik jaren geleden een prachtuitvoering van Hilary Hahn op mijn harddisk had geparkeerd. Ik verzamelde alle versies die ik kon verzamelen: Oistrakh, Heifetz, Neveu.
Ik sprak erover met Ton, die er samen met Willem voor heeft gezorgd dat ik de barbarie enigszins ben ontstegen door me bij herhaling mee te vragen naar de Matinee in het Concertgebouw. Ton begreep mijn liefde voor dit stuk. Hij dook zijn platenkast in en noemde Ivry Gitlis.
Ik luisterde zijn versie, keek naar de doc, sloot de man in mijn hart.
Ton stelde voor een luistersessie te organiseren:
Sibelius' vioolconcert is van het standaardrepertoire een van de grootste. Ik heb misschien wel 10 uitvoeringen. De meeste op LP. Je moet maar eens met mij verschillende uitvoeringen vergelijken.
Eind april kwam het ervan. Ton had zijn collectie Sibelius-vinyl en -cd's afgestoft, en op die zonnige middag in Amsterdam-Zuid begonnen we aan onze monsterluistersessie.
Als eerste daalt David Oistrakh de lange trap af. Na een korte hoofdknik naar dirigent Gennady Rozhdestvensky zet de virtuoos de ijle opening in de verf. Hij lijkt soms wat ongeduldig, kan nauwelijks wachten tot het Moscou Radio Symphony Orchestra hem weer aan de beurt laat. Meesterlijk, opwindend.
Gidon Kremer is de volgende kandidaat. Weer onder leiding van Rozhdestvensky die deze keer het London Symphony Orchestra bestuurt, klinken orkest en violist beter op elkaar ingespeeld. Gepolijst, verfijnd.
Dat is ook meteen de lijn waarlangs we de nog volgende vertolkingen indelen. Aan de ene kant de precieze, elegante maar soms wat kille Weense school (W), aan de overzijde de af en toe larmoyante, ruwere maar altijd warme Balkan-dynamiek (B).
Na Kremer luisterden we achtereenvolgens naar:
- Salvatore Accardo / Colin Davis & London Symphony Orchestra (wat braaf, W)
- Jascha Heifetz / Walter Hendl & Chicago Symphony (vrij lomp, B)
- Ivry Gitlis / Jascha Horenstein & Vienna Symphony Orchestra (eigenzinnig, B+)
- Itzhak Perlman / Erich Leinsdorf & Boston Symphony Orchestra (goedgekeurd, B)
- Viktoria Mullova / Seiji Ozawa & Boston Symphony Orchestra (fraai, W)
- Cho-Liang Lin / Esa-Pekka Salonen & Philharmonia Orchestra (beheerst, W)
De middag besloten we met de registratie van het concert dat Miriam Fried gaf tijdens het Internationale Muziekwedstrijd Koningin Elisabeth in 1971. Een bijzondere versie en opmerkelijk een die keurig overeind blijft na het eerdere geweld.
We trekken wat voorzichtige conclusies. Alle violisten zijn meesters op hun instrument, ook al is op elke uitvoering iets aan te merken. Kremer en Mullova spelen fijn uitgebalanceerde, zwierige versies van Sibelius' meesterstuk. De beste vertegenwoordiger van de wat meer op het gevoel (in)spelende violist is Ivry Gitlis. Zijn interpretatie met het Vienna Symphony Orchestra onder leiding van Jascha Horenstein is eigenzinnig maar kluistert je tot de laatste noot aan de speakers. Ergens op de grens speelt Oistrakh. Zijn versie is de meest uitdagende, dwingt tot luisteren en nog eens luisteren ook al lijkt hij zich maar weinig aan te trekken van die man op de bok.
Waar we geen tijd voor hadden die middag:
- Hilary Hahn / Esa-Pekka Salonen & Swedish Radio Symphony Orchestra (W)
- Hilary Hahn / Yakov Kreizberg & Wiener Symphoniker (W)
- Julian Rachlin / Lorin Maazel & Pittsburgh Symphony Orchestra (W)
- Sergey Khachatryan / Emmanuel Krivine & Sinfonia Varsovia (B)
- Ginette Neveu / Walther Süsskind & Philharmonia Orchestra (B)
- Leonidas Kavakos / Osmo Vänskä & Lahti Symphony Orchestra (W)
- Anne Sophie Mutter / André Previn & Staatskapelle Dresden (W)
Tussen haakjes de school waarin ze volgens mij op hun plek zijn. De volgorde drukt mijn aflopende persoonlijke waardering uit. Daar heeft scholing dan weer niets mee van doen.
Doe zelf een vergelijkende test (via het Internet Archive):
Neveu (1945)
Oistrakh (1959)
Heifetz (1935)