In het spoor van alle getuigenissen die loskwamen na het overlijden van David Bowie zat een pareltje. Via Mojo en de BBC zag ik een video, opgenomen voor Five Years, de documentaire over Bowie die de beeb in 2013 maakte. In het fragment vertelt producer Tony Visconti spoor voor spoor hoe het nummer Heroes tot stand kwam. Fascinerend is zijn beschrijving van de bijdrage van Robert Fripp en Brian Eno. Een digitale werkwijze in een nog grotendeels analoog tijdperk.
In 1973 was Brian Eno net uit Roxy Music gestapt, na eerst nog even het mooie – filter de sax even weg in je gehoor – For Your Pleasure te hebben gemaakt. In Roxy speelde hij synthesizer en, interessanter, bewerkte hij het geluid dat de andere bandleden maakte. Geluid, dat is het waar het bij Eno altijd om gaat. Een aanpak vergelijkbaar met die van dubproducers als Scientist – waarover binnenkort meer – en Adrian Sherwood, die eens in de Melkweg het geluid van een reggaeband zo manipuleerde dat alleen hij nog wist waar de muziek vandaan kwam.
Eno vond zijn inspiratie op een heel andere plek: in Steve Reichs tape-compositie ‘It’s Gonna Rain’. Twee aan elkaar geplakte stukken tape die cirkelend langs de koppen van twee machines lopen. De soms maar vaker net niet gelijklopende stemmen vormen zich tot een hypnotiserend canon, en worden zo muziek. De nieuwe klanken die daar ontstonden zijn nog steeds van grote invloed op jonge musici, modern of alternatief, getuige de optredens van Notwist of Third Coast Percussion – beide onlangs schitterend op het Cross Linx-festival in het Bimhuis/Muziekgebouw.
Robert Fripp was begin jaren zeventig een art-rockheld door zijn inbreng in King Crimson, een band die vooral vanwege Fripps eigenzinnigheid nooit zo groot zou worden als Pink Floyd, Cream of Led Zeppelin. Wie niet van progrock houdt kan meteen naar de volgende alinea, maar luister even naar dit vuurwerk:
21st Century Schizoid Man (fragment)
Eno beschikte over een van de eerste synthesizers, de EMS VCS 3, een machine uit 1969 waarvan The Who op Won’t Get Fooled Again en Pink Floyd op On the Run gebruik maakten. Ook Fripp kende het apparaat, van Crimson-optredens waar het geluid van de drums ermee werd bewerkt.
No Pussyfooting is het eerste album waar de twee excentrieken samenwerken. Daar ontstond de techniek waar Fripp’s naam voor altijd aan hangt: Frippertronics, een opname- en bewerkingsmethode met behulp van twee spoelenrecorders. Het effect is tegenwoordig beschikbaar in gitaarpedalen, maar in het analoge tijdperk moest je flink aan de slag. Lees maar eens de beschrijving van Harold Schellinx van een experiment om een album op dezelfde manier als Fripp en Eno op te nemen.
Als Visconti het duo vraagt voor de opnames van Heroes weten de twee precies wat ze aan elkaar hebben. De ‘synthesizer Eno carried around in a briefcase’ waar de producer het over heeft (op 4:49) is de draagbare variant van de VCS 3. Fripp speelt gitaar en maakt gebruik van de afstand tot de speaker om geluid te maken. Feedback, het geluid dat in dit cirkeltje ontstaat tussen speaker en gitaarelement, wordt door Eno bewerkt volgens de beproefde Roxy-werkwijze. De drie vastgelegde tracks worden door Visconti gecombineerd tot het massieve, loeiende geluid dat het nummer kenmerkt. Een mutatie tussen een cello en een boormachine, dat als ‘celestial Fripp-sound’ door het hele nummer loopt.
Deze rol als super sub zou Fripp nog vele malen spelen, op bijvoorbeeld de eerste albums die Peter Gabriel solo maakte (de langzaam opzwellend arpeggio's op de achtergrond):
Here Comes the Flood (fragment)
Op I Zimbra van Talking Heads (het Afrikaans aandoende patroontje):
Maar ook verder van huis bij Blondie (het fijn verstorend geloei):
Fade Away and Radiate (fragment)
Telkens anders, steeds instant herkenbaar.
Dan dit nog
-
Naar aanleiding van de paar zinnen die Fripp spreekt in die Five Years-documentaire schreef Alan Jones (hoofdredacteur Uncut) een geestige, maar ook beschadigende column over een interview dat hij ooit moest doen voor Melody Maker. In het oorspronkelijke stuk deed Jones overigens iets minder stoer.
- Op Exposure, zijn soloalbum uit 1979, gebruikt Fripp samples van speeches van denker J.G. Bennett. Een daarvan neem ik mij ter harte:
‘If you know you have an unpleasant nature and dislike people, this is no obstacle for work.’