Ik speel cassetterecorder

Philips cassetterecorder

In een terugkerende droom vind ik mezelf terug op het podium van een band. Als instrument moet ik een oude Philips cassetterecorder bespelen. De zenuwen gieren door mijn lijf, gespannen ben ik op zoek naar geluid. In sommige versies van de droom zijn de klanken die ik uit het machientje krijg een opwindende, Mellotron-achtige toevoeging aan het geluid van de band, veel vaker - helaas - komt er geen enkele noot uit.

Het instrument waarmee ik het in mijn dromen moet doen, is steevast het EL-3302-model dat Philips in 1967 op de markt bracht. Mijn vader schreef af en toe iets voor de Eindhovense fabrikant en kon soms wat met korting aanschaffen. Op een dag bracht hij voor mijn zus Karin en mij dit wonderlijke ding mee. Hij gaf er een bandje bij waarop hij wat dixieland (Dutch Swing College Band) en mor (Burt Bacharach) had gezet. Voor mij het begin van het verzamelen van muziek.

De EL-3302 was een van de eerste draagbare recorders. Die apparaten zorgde voor een doorbraak bij muzikanten en muziekliefhebbers omdat je ermee voor het eerst in de geschiedenis zelf opnames kon maken. In Life vertelt Keith Richards hoe hij de EL-3302 gebruikte om de gitaar voor Street Fighting Man vast te leggen. In ‘crummy little motels’ had hij opeens de beschikking over een opnamestudio. Door de gitaar te hard op te nemen, kreeg hij bovendien een fijn overstuurd geluid, waardoor een akoestische gitaar als een elektrische klonk. De Philips-recorder beschikte niet over zoiets als Auto Gain Control waardoor het geluid ongehinderd veel te hard binnen kon komen.

Richards speelde de cassette vervolgens in de studio op grotere speakers af en liet dit geluid weer vastleggen op tape:

‘In the studio I plugged the cassette into a little extension speaker and put a microphone in front of the extension speaker so it had a bit more breadth and depth, and put that on tape. That was the basic track. There are no electric instruments on “Street Fighting Man” at all, apart from the bass, which I overdubbed later. All acoustic guitars.’

De cassetterecorder als instrument doet denken aan Steve Reich, die tapes opknipte en van de tape recorder een instrument maakte, of aan Holger Czukay, die korte golf radio als instrument gebruikte. Czukay studeerde bij Karlheinz Stockhausen en was een van de oprichters van Can. Ik kwam zijn naam voor het eerst tegen toen ik in de bakken met 12inches bij het Platenmanneke een hoes vond met daarop drie namen en een foto van een braakliggend fabrieksterrein. Achterop stond een opdracht aan Ian Curtis, de overleden zanger van Joy Division. Hoes en opdracht waren voldoende om de plaat te kopen.

Dat Wobble de donkere baslijnen bij PIL speelde wist ik wel, maar muziek van Can-muzikanten had ik strikt met rust gelaten in de bakken van de muziekbibliotheek. Dat gebrek aan interesse verdween meteen toen ik kant A opzette. How Much Are They?

Jah Wobble, Holger Czukay, Jaki Liebezeit - How Much Are They?

Een knalharde ritmebox, punky stem, gevolgd door de killer baslijn die het nummer een discohit maakte. Vegend orgel, traag wegstervend koper, geplonk op de piano, teruggedraaide tapes, veel echo en dan dat zinnetje ‘what’s your name’. Avontuurlijk, dansbaar en vooral anders. In een muziekblad las ik ooit dat Czukay het zinnetje had gevonden door het geflirt op te nemen van twee Filipijnse schoonmakers die per ongeluk de studio in kwamen lopen en de mixing engineers die nog achter de mengtafel aan het werk waren:

What’s your name?
Wa ma yama
What’s your name?
Susan
Hahaha

Wie Susan was, zal een mysterie blijven. De stem van de technicus zou van Mark Lusardi kunnen zijn, die veel met PIL en Wobble werkte en ook achter de knoppen zat bij het opnemen van de dance klassieker Love Money.

Jaren later toen ik net een maand voor de uitgever van PC-Active werkte en voor het eerst zonder beperking geld kon uitgeven aan cd’s kocht ik – samen met een van de Back From The Grave-delen en de matig gemasterde cd-uitgave van More Songs about Buildings and Food – de cd waarop How Much Are They? terecht was gekomen. Full Circle heeft nooit op veel waardering kunnen rekenen – Allmusic geeft het twee van de beschikbare vijf sterren – maar voor liefhebbers van grommend baswerk, hypnotiserende drums en experimenten met geluid en klank is het een aanrader. Wie houdt van My Life in the Bush of Ghosts van Brian Eno en David Byrne zou er beslist naar moeten luisteren.

Julian Cope en Henry Rollins zijn liefhebbers, voor wat dat waard is. Ik zou er zo cassetterecorder bij kunnen spelen.

Gedraaid op:

← Ouder Nieuwer →