Er is een algemene neiging van critici om kunstenaars of kunstwerken onderschat of onbekend te noemen. Commentatoren bij sportwedstrijden doen dit met de sporters die ze in actie zien. Bij NBA-wedstrijden wordt er iedere quarter wel gewezen op een speler die underrated zou zijn. Dat deze speler maar een van de weinigen is die mag spelen – 360 verdeeld over 30 teams – in deze wereldwijd bekeken basketbalcompetitie en niet over straat kan zonder handtekeningen uit te delen, doet er dan niet zoveel toe.
Ik maak me er ook wel eens schuldig aan. Zo vertaalde ik wat gedichten van Robert Desnos en schreef er een stuk bij dat ik Robert Desnos, de onbekende als titel meegaf. Daarmee doelde ik op zijn grote verlangen naar de erkenning van zijn naam maar vooral op de onbekendheid in Nederland van deze zeer onderschatte dichter. Een vertaler die aanwezig was bij de lezing die ik over Desnos gaf, stelde dat deze dichter in Frankrijk een grootheid is en dat iedere poëzie-afficionado in de lage landen zijn werk zou moeten kennen.
Zelf had Desnos een goed inzicht in de betrekkelijkheid van zijn roem:
Wat ik hier of elders schrijf zal in de toekomst zonder enige twijfel maar een paar nieuwsgierigen – verspreid over de jaren – interesseren. Om de vijfentwintig of dertig jaar zal men in vertrouwelijke publicaties mijn naam en een paar fragmenten uit mijn werk, steeds dezelfde, naar voren brengen. [...] Ik behoor toe aan het hoofdstuk van de beperkte belangstelling.
Onbekend noemde ik hem omdat u hem niet kent zoals ik hem ken. Dat zal de kern zijn van deze onderschat-onbekend-bewering: een samengaan van het verlangen om kennis te delen met het snobistisch optrekken van de neus.
Vorige week kocht ik voor twee euro, de 3e en 6e symfonie van Sibelius, uitgevoerd door het Hallé Orchestra onder leiding van John Barbirolli. In 1970 schreef Robert Layton daar de volgende liner notes bij:
‘of all the symphonies however, it is the sixth that is the most neglected.’
Bij zo’n bewering ben ik op mijn hoede. Hoezo? Dat vind jij! Tegelijkertijd heeft het meteen mijn aandacht, bij mij zal het niet zo zijn, de 6e zal ik kennen als geen ander. Het beste jongetje van de klas willen zijn.
Barbirolli dirigeerde deze 6e een paar maanden voor zijn dood in 1970. Tijdens de opname schijnt hij zich met veel scotch op de been te hebben gehouden. Het album werd nogal gemengd ontvangen. Zo schrijft de een:
‘I have heard more driven performances but this time Barbirolli hits what is, for me, the exact right note.’
En de ander:
‘Saddest, withal, is Sir John’s swan-song Sixth, recognizable only at moments – a sudden chordal echo, a piquant instrumental balance.’
Voor twee euro kan ik er niet moeilijk over doen, maar luister vooral zelf:
Miskenning kan ook inherent aan het stuk, de speler of de bedenker zijn. Misschien was het niet goed genoeg, te lastig voor de oren van velen of kwam het op een moment dat niemand er op zat te wachten. Zonder onmiddellijke bijval verdween het in een lade, een krat of een archief.
In dat oneindige duister ligt een schat te wachten op een nieuwsgierig onderzoeker, een dj op zoek naar een nieuwe set of een toevallig passerende klant die besluit dat de tijd rijp is. Over de herontdekking van die verloren gewaande opnames of in kachels opgestookte partituren kunnen we dan weer mooie verhalen vertellen.