Radio is tegenwoordig steeds moeilijker te beluisteren. Programma’s gepresenteerd met een holle stem die zinnen dwars door de muziek heen laat galmen. Grappen makend waarbij lachen niet eenvoudig is. Muziek die door algoritmes of managers uit een steeds beperkte verzameling artiesten wordt geselecteerd, vrij liefdeloos maar steeds beter in staat om een groot publiek te vermurwen.
Niet zo heel lang geleden toen ik een aantal zomervakanties achter elkaar met mijn jongste dochter door Frankrijk trok, zochten we in de auto steevast de zender NRJ op. Om ons te verbazen over de eindeloze herhaling van zo’n 10 tot 12 nummers, steeds in een willekeurige reeks geplaatst, regelmatig onderbroken door hypersnel uitgesproken zinnen over witte Bordeaux, bouwmarkten of snelle maaltijden.
Het ritme van deze selectie hits was vrijwel identiek, ratelende percussie, een soort elektronische rumba. Veel Frans-Arabische rap, waarbij de e’s en ou’s in deze ooit zo elegante taal waren vervangen door weh’s en euh’s. Alsof er steeds een jankende peuter voor je neus staat. Elke zangstem door autotune gehaald. Enorme loudness, alles toegesneden op autoradio en bluetooth box.
Als ik nu op een voetbalveld een stel op sokken voetballende pubers aantref, te midden van chipszakken, winegums en frisdrankflessen, de boombox bonkend met inwisselbare deuntjes, dan zie ik glooiend asfalt en korenvelden, pijnbomen, geelgestucte bungalows, en voel ik heimwee. Zo werkt het geheugen nu eenmaal.