Een half jaar geleden mopperde ik wat op het in mijn oren volstrekt inwisselbare, oneindige leger banjospelende jodelaars. Indie. David en Peter Brewis zullen het vaandel van een nieuwe revolutie niet dragen, de muziek van hun Field Music is eigenzinnig genoeg om mij wat hoopvoller te stemmen.
Toe, luister eens naar The Noisy Days are Over en kijk naar het clipje.
Hoekig, maar ook gepolijst. Alsof Donald Fagen met XTC jamt. Een vreemd soort power pop prog rock - als dat een genre is. In veel recensies van Field Music wordt verwezen naar bands als Talking Heads, XTC en Television. Dat gebeurt vaker als een band een apart geluid heeft, een klank die niet zo gemakkelijk is te plaatsen. In de basketbalwereld noemen ze een dergelijk ontlopen van indeling een eenhoorn, een speler waarvan er daarvoor geen was en daarna ook niet meer. In de popmuziekwereld zijn dat bovengenoemde bandjes, en zet The Feelies daar maar bij.
Alexis Petridis, de criticus van de Guardian bespreekt de band in het licht van eerdere bands die door muzikanten en recensenten werden bewonderd maar die het moesten doen zonder lof van de massa. Big Star, The Go-Betweens, Nick Drake. Hij haalt een citaat van Lindy Morrison, de drummer van The Go-Betweens aan:
“no one cared except for rock critics and a few wanky students”.
Genoeg 'wanky' studenten in de twee keer dat ik in een uitverkochte zaal naar Grant McLennan & Robert Foster luisterde - populair is de band echter niet geworden. Hoewel ik niet zo houd van het theatrale, de rondgang met akoestische gitaar door de zaal van de Melkweg van de inmiddels overleden McLennan zal ik niet vergeten.
Field Music is geen nieuwe band, Commontime is hun vijfde album. De eerdere vier staan vol hoekige ritmes en fraaie samenzang, de laatste is het meest toegankelijk, dansbaar. Het grote publiek zal zich er niets van aantrekken, maar de liefhebber zou het niet ongehoord moeten laten.